De voetwassing (Joh. 13, 1-17)
Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd
gekomen was en dat Hij zou terugkeren naar de Vader.
Hij had zijn vrienden in de werled lief, en zijn liefde voor hen
zou tot het uiterste gaan. Jezus zat met zijn leerlingen aan tafel. Hij stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnendoek om en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek die Hij omgeslagen had. Toen Hij bij Simon Petrus kwam, zei die:
“U wilt toch niet mijn voeten wassen, Heer?”
Jezus antwoordde: “Wat Ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen.”
“Oh nee,” zei Petrus, “mijn voeten zult U niet wassen, nooit!”
Maar toen zei Jezus: “Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij Mij horen.”
Petrus antwoordde: “Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd.”
Hierop zei Jezus: “Je bent al helemaal rein, Petrus, alleen je voeten nog.”
Toen Hij hun voeten gewassen had, deed Jezus zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats.
“Begrijpen jullie wat ik gedaan heb?” vroeg Hij. “Jullie noemen mij Heer en meesteren dat is juist, want dat ben Ik. Als Ik jullie Heer en meester ben en jullie voeten was, dan moeten jullie ook elkaars voeten wassen. Dien elkaar zoals Ik jullie heb gediend. En slaaf is niet meer dan zijn meester. Je zult gelukkig zijn als je dat niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten